drie schilders, die afzonderlijk bij de kunstkenners bekend zijn, maar van wier levensgeschiedenis en juiste famdlie-verhouding men, ofschoon het zeker is dat zij elkander na bestonden, met zekerheid weinig of niets weet.
Nicolaas M., in het midden der 17de eeuw op zijn hoogtepunt, schilderde landschappen, gehuchten, stadswallen, meest bij wintertijd en gestoffeerd met figuurtjes, en paarden. Men vindt zijn schilderijen in de beroemdste verzamelingen.
Jan M. legde zich toe op het schilderen van boeren-gezelschappen, bruiloften, drinkpartijen, enz., waaraan hij een uitnemende waarheid van karakterschildering wist te geven.
Jan Mienze M. eindelijk, die omstreeks 1641 —59 werkte, schijnt zich meer bijzonder A. v. Ostade ten voorbeeld gekozen te hebben. Dankerts, Heudelot, P. de Mare e. a. hebben naar hem gegraveerd. Van hem zelven schijnen een paar zeer zeldzame etsen te bestaan.