russisch dichter, geb. te Moskou 1814, overl. te Piatigorsk in den Kaukasus 1841. In 1835 bij een infanterie regiment in den Kaukasus ingedeeld keerde hij in 1838 te St.
Petersburg terug, maar werd andermaal naar den Kaukasus gezonden, waar hij in een tweegevecht omkwam. Het eerste werk waarmede L. naam maakte was Khadji-bey ; daarop volgden o. a.: De jonge Tcherkessische (1835), Borodino, Het lied van Osaar Ivan Wassïtiewitsch en van den jongen Gritschnik (1838). Van 1839 tot 1840 deed hij zijn zielkundigen roman Helden van onzen tijd het licht zien.