L. plantengeslacht van de familie der Gentianaceeën, met slechts twee soorten,, inheemsch in de noordelijke gematigde zone en daar overal in moerassige streken zeer algemeen; het zijn fraaibloeiende planten met kruipenden wortelstok. In Nederland komt eene soort voor, M. trifoliata, de waterklaver of het waterdrieblad, een kruidachtige overblijvende plant met 3-tallige bladen en roodachtig witte of zuiver witte, tot een langgesteelden tros vereenigde bloemen.
Het bittere extract der bladen wordt tegen onderlijfsziekten en traagheid der spijsverteringsorganen aangewend. Het kruid bevat een eigenaardige, niet kristalliseerbare bitterstof van heldergele kleur, menyanthine geheeten. In Noord-Europa vervangt het kruid in de bierbrouwerijen wel de hop.