Gepubliceerd op 23-02-2021

Meifeesten

betekenis & definitie

Sinds lange eeuwen her, lang vóór den aanvang onzer jaartelling, werd het aanbreken van de Meimaand op plechtige wijze gevierd. De Romeinen brachten den. eersten Mei offeranden aan Maia, de godin, aan welke deze maand zijn naam heeft ontleend; de Germanen plantten dienzelfden dag midden in hun dorp den Meiboom, waarom zij heen dansten in vroolijke opgewondenheid.

Ook in latere tijden werd de eerste Mei in andere landen in eere gehouden, zooals in Zweden, Frankrijk en Ierland. Bij de Bergschotten verzamelde men dien dag droog hout, ontstak hetzelve en danste driemaal om dit vuur.Ook de godsdienst heeft de Mei-veraering tot de hare gemaakt. Bij de oude asceten, vooral bij Henr. Suso (13de eeuw) vindt men menigvuldige vergelijkingen van Christus met den Meiboom; andere zeer oude geestelijke liederen bevestigen deze bewering. In de kloosters was eveneens de eerste Mei een dag van vroolijkheid en ontspanning. Volgens overleveringen zou het alsdan den kloosterlingen veroorloofd zijn geweest een bezoek te brengen aan hunne in de nabijheid wonende geestelijke zusters. Dit zou tevens de aanleiding hebben gegeven tot het alom bekende: „Daar ging een patertje langs den kant, Hei ’t was in den Mei”; enz. enz.

In het begin der vorige eeuw werd de Meidag nog op tal van plaatsen in ons land luisterrijk gevierd. Een sparrenboom, versierd met gouden loovertjes en kleine kaarsjes, werd te dien einde op markten of groote open plaatsen in den grond geplant; des avonds ontstaken de meisjes de kaarsjes, waarop knapen en maagden luid zingend en joelend in grooten kring er om heen sprongen.

Langzamerhand is de Meiviering in den oorspronkelijken vorm in onbruik geraakt; slechts op enkele plaatsen heeft ze zich kunnen handhaven, zoo o. a. in enkele dorpjes aan den Rijn gelegen, in den Elzas en Lotharingen, zoo ook nog in eenige streken, zoowel in Belgisch als in Nederlandsch Limburg. De viering geschiedt hier op bizondere, eigenaarige wijze. Op den laatsten April vereenigen zich een aantal jonge mannen in een bosch. Op een bank, gevormd door een plank, steunend op enkele in den grond geslagen palen, zitten drie jonge mannen; hij, die de middenplaats heeft ingenomen, is de door de jongelingschap van het dorp verkozen Meikoning of keizer; naast dezen zitten twee andere mannen, zijn schrijvers. Voor dit drietal staat een tafel, eveneens een plank, gespijkerd op ietwat hoogere palen; hierop een paar schriften, een steenen inktpot en twee lange stokken. Op den grond liggen tal van dennentakken, met veelkleurige linten versierd, welke straks de jongens zullen planten voor de deur der door hen gekozen Meiliefsten. Nadat de laatste slag van het middernachtelijk uur door de torenklok is geslagen, zingen allen:

„Al in den Mei, zoo gaarne wij zoeken Naar een jong meisje, daar ons hert naar (tracht,

En, ach, wat pijn en smart Gevoel ik aan mijn jong hart.”

Te midden van toeten op den Meihoorn en luid galmende juichtonen verrijst de Meikoning; hij geeft eenige slagen op de tafelplank en begint dan met luider stemme: „Kameraden, de eerste Mei n aangebroken, -de dag, waarop iedere jongen zich zijn Meiliefste koopt volgens oud gebruik. Dit jaar kunnen wij u aanbieden een prachtige verzameling van schoone, lieve en eerbare meisjes; meisjes, die geld waard zijn en op welke gij goed zult bieden, zooals ik hoop, opdat wij a.s. Zondag een goed gelag in de herberg zullen hebben. Wij zullen u de voorwaar-den van den verkoop voorlezen.”

Een der schrijvers staat op, om met luider stemme bekend te maken:

Art. I. Zullen in het openbaar en aan den meestbiedenden worden verkocht alle deugdzame en eerbare jonge dochters van het dorp van den leeftijd van zeventien jaren tot aan dien van vijf en twintig.

Art. II. Elk bod moet ten minste een halve frank bedragen.

Art. III. De opbrengst van den verkoop zal op den eerstkomenden ,Zondag worden verteerd in de voornaamste herberg, waar iedere kooper zijne Meiliefste na het eindigen van de Mis zal intrekken.

Art. IV. Alle aankoopen moeten terstond betaald worden.

Art. V. Ieder der aanwezigen heeft het recht zich te verzetten tegen den verkoop van een meisje, indien het hem bekend is, dat zij niet deugdzaam en eerbaar is, want geen onwaardige mag plaats bij ons nemen; daarentegen heeft ook ieder der aanwezigen het recht haar eer en naam te verdedigen. De aanklager en de verdediger zullen den twist beslechten met deze twee stokken hier op tafel, waarover geene bezweringen zijn uitgesproken en waaraan geene malificiën zijn gebruikt.

Art. VI. De Meikoning heeft het recht den strijd te doen eindigen en te beslissen of de verkoop al dan niet zal doorgaan.

En dan begint het loven en bieden, afgewisseld door zingen, schreeuwen en toeten op den Meihoorn, harder en onstuimiger, hoe meer voor het meisje geboden wordt, gevolgd door luide hoerakreten voor den hoogsten bieder, als eindelijk de koop gesloten wordt. Zoo tot alle huwbare meisjes van het dorp zijn verkocht. Dan grijpen de mannen de versierde dennentakken, om dezen te gaan planten voor de deur der door hen gekozen Meiliefsten. Den volgenden Zondag wachten de vrijers hunne schoonen op voor de kerkdeur, om ze vervolgens in te trekken in de herberg, waar ze onthaald worden op ,,perfette amoer” {parfait amour) met suiker. Natuurlijk, dat de meiliefste menigmaal is geworden de bruid en vervolgens de vrouw van haren kooper.

Niet zoo vreedzaam zijn immer geweest de Meibetoogingen, welke in de laatste jaren de arbeiders op touw hebben gezet ter verkrijging van den door hen gewenschten achturen werkdag, ingevolge het besluit van het internationale arbeiderscongres, gehouden te Parijs in Juli 1889. Ten gevolge dezer Meibetoogingen brak in 1891 in België een hevige opstand der mijnwerkers uit; te Rome had datzelfde jaar een geweldige anarchistische demonstratie plaats en in het fransche dorpje Fourmies kwam het tot een bloedig gevecht tusschen de mijnwerkers en het leger.

Het vieren van den Meidag zou naar men wil zijn oorsprong gevonden hebben in de volgende Indische legende: Tsjiwaas, een Indische God, was gehuwd met de zwarte godin Kali. Het was een ongelukkig huwelijk, want Kali was onvruchtbaar. Dreigend hief de vertoornde gemaal zijnen krachtigen wijsvinger tegen haar op. Kali, angstig voor deze bedreiging, vluchtte weg en Tsjiwaas koos zich toen als echtgenoote de blonde, schoone en vruchtbare Bhavani.

Deze sage schijnt eene symbolieke voorstelling geweest te zijn van den donkeren kalen winter, verdreven door den zonnigen groeizamen zomer, terwijl de sparrenboom, waaromheen in latere tijden werd gedanst, het symbool zou zijn van den krachtigen wijsvinger van Tsjiwaas.

< >