Gepubliceerd op 23-02-2021

Mauretanië

betekenis & definitie

in de oudheid oorspronkelijk het noordwestelijkste, ongeveer met het tegenwoordige deel van Marokko overeenkomende deel van Afrika, genoemd naar het daar wonende volk der Mauri of Maurusii. Den Romeinen werden zij eerst in den oorlog tegen Jugurtha nader bekend, toen hun koning Bocchus in 106 v.

Chr. zijn schoonzoon Jugurtha aan hen uitleverde. Na den dood van den laatsten Bocchus gaf Augustus in 25 voor Chr. M. aan Juba II; Claudius maakte het in 42 na Chr. tot romeinsche provincie, en verdeelde het in: Mauretania Tingitana in het noorden van het tegenwoordige Marokko, en M. Caesariensis, het grootste gedeelte van het tegenwoordige Algerijë. Laatstgenoemde provincie werd door Diocletianus weer verdeeld in M. Caesariensis, het grootere westelijke gedeelte, en M.

Sitifensis, het oostelijk deel met de haven Saldae (thans Bougie). In 429 kwam M. met Noord-Afrika in de macht der Vandalen, werd echter 534 door de Byzantijnen en omstreeks het einde der 7de eeuw door de Arabieren veroverd. De bewoners van Mauretanië (Mauri) werden verdeeld in een groot aantal stammen en leidden voor het grootste gedeelte een nomadenleven. Dikwijls dienden zij als soldaten, het liefst als ruiters, in de legers van Carthago, van hun eigen koningen of van de Romeinen. Volgens Strabo hielden zij van opschik en verzorgden op buitengewone wijze hun haar. Steden werden langs de kust eerst door de Carthagers aangelegd.

Het christendom breidde zich in j de 3de of 4de eeuw in M. uit. Nog in 484 bestonden er, ondanks de vervolgingen van den ariaansehen koning der Vandalen, Hunnerik, in M. 170 katholieke bissehopzetels.

< >