rechts- en godgeleerde, in 1551 uit spaansche ouders geb., werd raadsheer in het hof van Brabant en secretaris van den geheimen raad; onttrok zich later aan het staatkundige leven en begaf zich naar Spanje, waar hij1 in de orde der Jezuïeten zich op de godgeleerdheid toelegde, die hij te Leuven, te Douay, te Luik, te Mainz en te Salamanca onderwees. Hij overleed te Leuven in 1608.
Onder zijn talrijke schriften zijn vooral merkwaardig de Disqnisitiones magicae, daar deze vooral aanleiding gegeven hebben tot de heksenprocessen na het begin der 17de eeuw.