Gepubliceerd op 20-01-2021

Maria luigi carlo zenobio salvatore cherubini

betekenis & definitie

Ital. componist, geb. 14 Sept. 1760 te Florence, trok reeds in 1773 met kerkelijke en andere compositiën de aandacht, bekwaamde zich onder Sarti te Bologna en Milaan in de techniek der toonkunst, en voltooide in 1780 zijn eerste opera: Quinto Fabio, die allereerst te Alessandria opgevoerdwerd; hierop volgden binnen vier jaren nog een zesof zevental, voor verschillende ital. theaters. In 1784 begaf hij zich, toen reeds een beroemd componist,naarLonden, en schreef hier de opera’s La finta principessa en Giulio Sabino; in 1786 ging hij naar Parijs, het volgende jaar weer naar Londen, daarna naar Turijn, waar zijn lfigenia in Aulide (1788) het eerst werd opgevoerd, met groot succes.

Zijn eerste fransche opera, Démophon (1788) maakte geen opgang; van 1789—92 was hij muzikaal regisseur en componist bij de nieuw opgerichte ital. opera te Parijs, in 1795 werd hij inspecteur aan het parijsche conservatorium. In 1791 verscheen Lodoiska, een opera die een geheele verandering in zijn dramatischen stijl aankondigde, een stijl zoodani in de smaak viel dat bijna alle toenmalige fransche opera-componisten hem begonnen na te volgen. C. zelf, op den ingeslagen weg voortgaande, schreef nog: Elise, ou le mont Saint-Bernard (1795), Midée (1797, een zijner beste werken), L’hótellerie portugaise (1798), La punition (1799), Les deux journe'es (1800, zijn meest populaire opera), Anacréon, on l’amour fugitif (1803). Naar Weenen beroepen schreef hij hier Faniska (1806), een opera die meer de bewondering der kenners dan de gunst van het publiek wekte; weder te Parijs teruggekeerd verschenen Pimmaglione (1809), Le Crescendo (1810) en Les Abencérages (1813). In 1816 tot kapelmeester des konings en in 1822 tot directeur van het conservatorium benoemd, wijdde hij zich verder meer aan de kerkelijke muziek; vele zijner missen worden aangemerkt als meesterwerken ; bovendien schreef hij een menigte cantaten, motetten, koren, romancen, marschen, sonaten, een reeks canons, enz. Onder zijn leerlingen aan het conservatorium zijn Halévy, Auber en Boieldieu de beroemdste. C. overl. 15 Maart 1842 te Parijs.

< >