Gepubliceerd op 23-02-2021

Maria (bijbel)

betekenis & definitie

de moeder van Jesus. De evangeliën verhalen omtrent haar het volgende.

Zij was verloofd met Joseph, die uit den stam van David was gesproten, en woonde te Nazareth, in Galilea. De engel Gabriël verscheen haar en nadat hij haar had gegroet met de woorden: „Wees gegroet, gij vol van genade, de Heer is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen”, zeide hij haar, dat zij een zoon zou ter wereld brengen wiens naam zij Jesus moest noemen. Op de vraag van M.: „Hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken”, antwoordde de engel: „De heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; en daarom ook zal het Heilige dat uit u zal geboren worden, Gods Zoon worden genoemd” (Luc. I. 26—35). Tot teeken dat bij God niets onmogelijk is, openbaarde haar de engel, dat haar hoogbejaarde nicht Elisabeth reeds 6 maanden zwanger was van een zoon (Joannes de Dooper). M. antwoordde daarop: „Zie, ik ben de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord”.

Daarna verdween de engel. In die dagen begaf M. zich naar Elisabeth, die in Juda woonde, en werd door deze ontvangen met de woorden: „Gij zijt de ‘gezegendste onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws lichaams”. Ook begroette zij haar als „moeder des Heeren”, waarop M. het gezang Magnificat (zie dit art.) aanhief (Luc. I. 39—55). Intussehen werd Joseph, die zijn bruid M. wegens hare zwangerschap wilde wegzenden, door een engel onderricht van datgene wat met M. was geschied (Matth. I. 18—25).

Eenigen tijd later moesten Joseph en M. wegens een volkstelling, die door keizer Augustus was bevolen, zich begeven naar Bethlehem, de stad waar David was geboren. Daar baarde M. haar zoon in een stal, want er was geen plaats meer in de herberg (Luc. II. 1—7). Acht dagen later werd het kind besneden en Jesus genoemd. Veertig dagen na de geboorte, toen Joseph en M. met het kind naar den tempel te Jerusalem gingen, om daar aan de voorschriften der Joodsche wet (Levit. XII. 1—8) te voldoen, voorspelde daar de grijze Simeon aan M., dat haar ziel met een zwaard zou worden doorstoken.

Een bejaarde weduwe, Anna geheeten, was daarbij aanwezig (Luc. II. 21—35). Toen eenigen tijd later koning Herodes, van de wijzen, die, door een ster geleid, naar Bethlehem waren gekomen om het kind te aanbidden, vernam, dat „de koning der Joden” geboren was, liet hij te Bethlehem alle knaapjes van 2 jaar en jonger vermoorden. Doch Joseph was te voren door een engel gewaarschuwd en had met M. en het kind de vlucht genomen naar Egypte, vanwaar zij na Herodes’ dood naar Nazareth terugkeerden (Matth. II). Van het verdere verloop van M.’s leven verhalen de evangeliën nog slechts enkele kleine bijzonderheden, n.l. dat zij den twaalfjarigen Jesus in den tempel terugvond (Luc.

II. 41—52); dat zij op de bruiloft te Cana was, waar Jesus zijn eerste wonder deed (Joan. II. 1—11); dat zij Jesus eens verlangde te spreken, terwijl hij het volk onderwees (Mare. III. 31—35) en dat zij met den apostel Joannes onder het kruis stond toen Jesus vanaf het kruis haar zeide: „Vrouw ziedaar uw zoon” (n.l. Joannes) en tot Joannes: „Zoon ziedaar uw moeder”, door welke woorden Jesus haar aan de zorgen van zijn leerling Joannes toevertrouwde. Eindelijk verhaalt Lucas in de Handelingen (I. 14) nog deze kleine bijzonderheid, dat M. met de apostelen in het gebed volhardde. Al het overige wat omtrent het leven en den dood van M. wordt verhaald berust op de overlevering.

De r.-kath. kerk kent aan twee punten daarvan een bijzonder gezag toe, n.l. aan de Onbevlekte Ontvangenis van M„ die sedert 1854 tot dogma is verheven, en aan de Ten-hemel-opneming van M., welke niet als dogma wordt aangenomen, doch als een waarheid, die men niet zonder vermetel te zijn kan ontkennen (zie Mariafeesten A. en E.). Aan al het andere wat omtrent M. wordt aangenomen kent de kerk alleen dien graad van zekerheid toe, welke door een gezonde historische kritiek wordt gewaarborgd. Tot deze laatste punten behooren o. a., dat de ouders van M. Joachim en Anna heetten (bekend uit Epiphanius, gest. 403), de plaats waar M. gestorven en graven is (te Jerusalem of te Ephesus?) enz. Zie verder M.-feesten, M.-legenden, M.-vereering.

< >