de stichter eener gnostieke secte (Marcionieten), zoon van een bisschop te Sinope in Pontus, begaf zich in 140 naar Rome, wijdde zich vervolgens aan een streng ascetisch leven en overl. omstreeks 165—170. Zijn aanhang verbreidde zich over Egypte, Palestina enz. en bestond als kerkelijk geordende partij onder veel scheuringen ondanks strenge wetten tot in de 6de eeuw, doch smolt vervolgens samen met de Manichaeërs (zie ald.).
Vergel. Meijboom, Mardon en de Marcionieten (Leiden 1888).