(graaf van) ital. geleerde, geb. 10 Juli 1658, overl. 1 Nov. 1730 in Bologna, trad 1681 in oostenrijkschen krijgsdienst, geraakte reeds in 1682 bij Raab in turksche gevangenschap, werd het jaar daarop uitgeleverd, tot overste benoemd en herhaaldelijk voor diplomatieke zendingen gebezigd. Tijdens den spaanschen successieoorlog gaf hij 1703 als onderbevelhebber van Altbreisach deze vesting bijna zonder slag of stoot aan den hertog van Bourgogne over, waarom hij door een krijgsraad uit zijn waardigheden ontzet werd.
Hij bereisde daarop voor wetenschappelijke navorschingen Zwitserland, Engeland en het zuiden van Frankrijk en hield zich daarna meestal te Bologna op. Zijn hoofdwerken zijn: Tfistoire physique de la mer (Venetië 1711; fransch, Amsterdam 1725) en Danubius Pannonico-mysicus etc. (6 dln., ’s Gravenhage 1726, met 288 pl.).
