Gepubliceerd op 23-02-2021

Lübeck

betekenis & definitie

1) Vrije stad en bekende koopstad in Oost-Duitschland, aan de Trave, bij de monding in de golf van Lübeck. De stad is goed gebouwd, meest in ouderwetschen stijl.

De voornaamste gebouwen zijn de kathedraal met voortreffelijke kunstwerken, de Maria-kerk, het stadhuis met den raadswijnkelder, in 1876 prachtig hersteld, de beroemde oude Hanzezaal en het archief van de Hanze, het gebouw van het schippersgenootschap, de beurs, de schouwburg. De stad heeft een bibliotheek, een genootschap voor kunsten, een doofstommen-instituut en eenige fabrieken van tabak, ijzerwaren, leder, katoenen en linnen stoffen, j veel brouwerijen en ook branderijen. De handel, ofschoon veel minder aanzienlijk dan in de middeleeuwen, mag toch bloeiend genoemd worden, vooral wat het verkeer met de Oostzee-staten betreft. Voornaamste artikelen van uitvoer zijn: koren, vee, wol, visch en ijzer; van invoer: zijden en katoenen stoffen, enz.L. staat met Hamburg in verbinding door het Trave- en Stecknitzkanaal, terwijl het met St. Petersburg, Stockholm, Malmö, Gotenburg en Riga geregeld stoombootverkeer onderhoudt. De stad is het kruispunt van eenige spoorwegen: Eutin—L., L.—Buchen, L.—Hamburg en den Mecklenb.-spoorweg. L. werd in 1226 door keizer Frederik II tot een vrije stad verklaard, bleef tot in 1669 de hoofdstad van de Hanze en de ligplaats van de Hanze-vloot. Het verval dagteekent van de ontbinding van de Hanze; 82.000 inw.
2) Republiek in N.Duitschland, aan de Trave, bij de monding in de golf van Lübeck, bestaat uit een streek land bij de stad L., met eenige afzonderlijke gedeelten grond, begrensd door de groothertogdommen Mecklenburg en Oldenburg en de Pruisische provincie Holstein, en verder uit de helft van de Vierlanden, die L. gemeenschappelijk met Hamburg bezit. De gezamenlijke aan L. behoorende deelen zijn 6 vierk. mijl groot. De bodem is vruchtbaar; in de streek rondom de stad is veeteelt het voornaamste middel van bestaan. 97.000 inw.

< >