fransch schrijver, geb. 6 Juni 1740 te Parijs, was vóór de Revolutie advocaat te Reims en bij het parlement van Parijs. Verschillende zijner drama’s, bijv.
Le déserteur, L’hahitant de la Guadeloupe, L’indigent, die als Theéatre complet (4 dln., Amsterdam 1778—84) verzameld verschenen, werden een tijdlang met bijval opgevoerd. In den revolutietijd werd M. in de conventie gekozen, waar hij tegen den dood van Lodewijk XVI stemde; later trad hij in den raad der vijfhonderd. Hij werd vervolgens professor in de geschiedenis aan de centrale school en lid van het nationale instituut en overleed 25 April 1814 te Parijs. Zijn letterkundige beteekenis verkreeg M. door frissche schetsen uit het volksleven; de eerste proeve van dien aard was L’an 2440 (Amst. 1770 en meerm.); meer succes had het Tableau de Paris (12 dln., 1781—90), waarin het parijsche leven tijdens de revolutie behandeld is. In Mon bonnet de nuit (4 dln., Neufchatel 1784) zet M. de het eerst in de Essai sur l’art dramatique (Amst. 1773) begonnen aanvallen tegen het classicisme voort. Hij gaf voorts met Brizard en De L’Aulnaye de werken van Eousseau (38 dln., Parijs 1778—93), wiens voorliefde voor het paradoxale hij deelde, uit en publiceerde de eerste vertaling (1802) van Schiller’s Jungfrau von Orlêans.