fransch generaal, geb. te Nantes 1806, overl. op het kasteel Prouzel bij Amiens 1865, trad in dienst als luitenant der genie te Montpellier (1828) en kwam het eerst in het vuur bij het beleg van Algiers. In 1831 tot kapitein bevorderd en belast met het formeeren van het eerste bataljon zouaven, werd hij in 1837, na het beleg van Constantine, kolonel der zouaven, die zich onder zijn leiding en bevel een legendarischen naam verwierven door hun onverschrokkenheid en ondernemingsgeest.
Na het gevecht bij den Mousaia-heuvel ,werd hij, op vier en dertigjarigen leeftijd, tot generaal bevorderd. In 1847 onderwierp Abd. el-Kader zich aan L. Te Parijs teruggekeerd nam hij plaats in het parlement en pleitte daar voor de vrije kolonisatie van Algerië: Als lid der „Constituante” van 1848 aanvaardde hij in het kabinet de Cavaignac de portefeuille van oorlog. In het Wetgevend lichaam bestreed hij de politiek van Lodewijk Napoleon wat voor hem na den 2den December een kerkerstraf in Mazas en in 1852 de verbanning uit Frankrijk tengevolge had. Hij vestigde zich nu te Brussel tot 1857, toen hem het verblijf in ’t vaderland weer werd toegestaan. In 1860 gaf hij gehoor aan het verzoek van Mgr. de Mérode om zijn degen in dienst van den H. Stoel te stellen, daar de Kerkelijke staat bedreigd werd dooide troepen van Victor Emanuel; de plotselinge inval der Piëmonteezen in den Kerkelijken staat belette hem echter zijn maatregelen ter verdediging te voltooien; hij werd door een overmacht van vijanden onder bevel van Cialdini bij Castelfidardo (1860) verslagen, gedwongen naar Ancona te vluchten en zich na korten doch hevigen strijd over te geven.