neef van den vorige, nederl. geneeskundige, geb. 6 Aug. 1820 te Utrecht, promoveerde in 1845 op een dissertatie: De necessitate repetendi variolae vaccinae insitionem varioloidïbus probata te Utrecht in de medicijnen, in 1847 insgelijks in de verloskunde, terwijl hij in .1848 honoris causa den graad van Chirurgiae doctor ontving. Reeds ’t volgend jaar tot buitengewoon hoogleeraar bij de medische faculteit benoemd, was hij aanvankelijk belast met het onderwijs in de heel- en verloskunde, voor welk laatste vak in 1866 een afzonderlijk hoogleeraar werd aangesteld.
In 1857 werd G. tot gewoon hoogleeraar benoemd. G. was langen tijd met Broers redacteur van het „Ned. Tijdschrift voor Heel- en Verloskunde/’ Hij overl. 19 Febr. 1894.