of Lope Felix de Vega Carpio, spaansch dramadichter, geb. 25 Nov. 1562 te Madrid, bezocht reeds, naar men wil, als kind de hoogeschool te Alcala, en schreef op zijn 13de jaar zijn eerste tooneelstuk, El verdadero aïnante, leidde in zijn jongelingsjaren een avontuurlijk leven, nam in 1582 deel aan een krijgstocht naar de Azoren, en maakte in L. de Veda. 1588 den tocht van de onoverwinnelijke vloot mee. Hij was eenige jaren (tot 1595) secretaris van den hertog van Alba, daarop van den hertog van Lerma; vervolgens vond hij een beschermer in den hertog de Sessa, over wiens levensloop de correspondentie, tusschen hen beiden gevoerd, voor eenigen tijd nieuw licht heeft verspreid.
In 1614 trad V. in den priesterstand. Hij overleed 27 Aug. 1635 te Madrid. V. was bijna een halve eeuw lang de gunsteling der geheele spaansche natie, allerwege vereerd als de ,,goddelijke dichtervorst”. Zijn literarische vruchtbaarheid is spreekwoordelijk geworden. Men heeft van hem twee epopeeën: Angel ira en La Jerasalén conqnislada ; vijf mythologische dichtwerken, vier groote historische gedichten: San Tsidro, Lm Dragontea, La corona trdgica (een verdediging van Maria Stuart, waarvoor hij door paus Urbanus VIII tot doctor in de theologie en ridder der Johanniter-orde werd benoemd) en La virgen de la Almadena ; een komisch heldendicht: La Gaiomaqaia (onder den schuilnaam Tomé de Burguillos), verscheidene beschrijvende en didactische dichtwerken, een menigte sonetten, romancen, oden, elegiën, epistels enz., een aantal werken deels in proza deels in poëzie en acht novellen: verder (volgens eigen opgave) meer dan 1500 blijspelen (comedies) en een aanzienlijk aantal autos, loas en entremeses, terwijl een 1000-tal grootere en kleinere stukken zijn verloren gegaan. En in weerwil van deze massa-productie is V. niet slechts de grootste tooneeldichter der spaansche literatuur, maar ook een der grootste dichters van alle tijden.
Menigmaal maakte hij in 24 uren een blijspel, en niettemin verraden ook zijn zwakste en in overhaasting neergeworpen stukken de hand van het genie. Hij munt vooral uit in het schilderen van het landleven, en op het punt van karakterteekening, in het voor oogen stellen van den hartstocht der liefde bij de vrouw. Maar eigenlijk is geen enkele stof en geen enkele stijl hem vreemd en altijd is hij de groote meester. Bijzondere vermelding verdienen vooral: Tja, estrella de Sevilla, Ei mejor (dealde el rei/, Los Tellos de Meneses, Fuente Ore ja na, El cast i go sin venqanza, El villano en sarineon, La batalla del honor, La judia de Toledo, La hoba para los otros g diser et a para, si, Si no vieran las niageres, El caballero del mila.gr o, Lm noche de san Laan. Sedert 1890 geeft de Spaansche Academie de Verzamelde werken van V. uit (tot 1900: 11 dln., waarvan het eerste deel het biographisch materiaal, bijeengebracht door Barrera, bevat).