Gepubliceerd op 20-01-2021

Lodewijk willem christiaan van den berg

betekenis & definitie

Nederl. rechtsgeleerde, geb. te Haarlem, 19 Oct. 1845; opgeleid aan het gymnasium te ’s-Gravenhage, studeerde later te Leiden (Indisch recht); van 1870-87 bekleedde hij allerlei rechterlijke en administratieve betrekkingen in Indië, en werd daarna hoogleeraar in de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken van Nederl.-Indië aan de Indische instelling te Delft. Hij schreef een groot aantal opstellen en verhandelingen voor vakkundige tijdschriften, allen betrekking hebbende op den Islam, hot in Nederl.-Indië voor inlanders en europeanen geldende recht en daarmee in verband staande politieke vraagstukken; afzonderlijk zagen van zijn hand het licht: De contractu, „do ut des” jwre Mohatnmedano (1868), De beginselen van het Mohatnmedaansche recht volgens de Imams Hanifdt en Sjdfii’ (1873); Minhddj at-Talibin, le Guide des ze'le's croyants (1884); Rechtsbronnen van Zuid-Sumatra (1895); Fath alQarib, la Révélation de VOmniprésent (1895) enz.

< >