deensch philoloog, geb. 1839, sinds 1876 prof. te Kopenhagen; hoofdwerk: [i]Het Runenschrift.
[/i]
Wimpers
oogharen, Ciliae, korte, stevige haren, welke op den voorsten zoom der ooglidranden zijn geplaatst en wel in 2—3 rijen achter elkander. De W. beschutten het oog tegen stof enz. en dragen bij tot tempering van het licht. Zie ook bij Gezicht.