Gepubliceerd op 23-02-2021

Leeuwerik

betekenis & definitie

Alauda, vogelgeslacht van de familie der Leeuwerikachtigen; de gewone of akkerleeuwerik, Alauda arvensis, een der vroegste zangvogels, broedt over geheel Europa, behalve in het uiterste zuiden en in de arctische streken; hij is in Nederland een zomervogel (Febr.—Nov.), hij vliegt in spiralen die zoo klein zijn dat het op eenigen afstand schijnt alsof het dier recht naar boven vliegt; hij kan zich zoo hoog verheffen dat het scherpste oog hem niet meer zien kan en zelfs dan nog is zijn welluidend gezang duidelijk hoorbaar; in kracht van stem en onvermoeibaarheid in het zingen overtreft hij dan ook verreweg alle andere inheemsche zangvogels; deze soort is ongeveer 17 centim. lang, slank van bouw, donkerbruin van hoofdkleur; voedt zich met insecten en zaden en leeft in den regel gezellig; het wijfje legt 4 of 5 grijze of roodachtige, gewoonlijk bruingevlekte eieren en broedt deze zelf uit, terwijl het mannetje voor voedsel zorgt.

< >