Oudtijds een der provinciën van Frankrijk, van oudsher zoowel in oppervlakte als rijkdom van den bodem, natuurschoon en energie der bewoners een der voornaamste des koninkrijks, omvatte de tegenwoordige departementen Isère en HautesAlpes, een groot deel van Drôme en een klein deel van Vaucluse; de naam D. bleef in het spraakgebruik gehandhaafd ; D. grensde ten n. aan Piemont, ten n.o. aan Savoie, ten z aan Provence, ten z.w. aan Comté-Venaissin, wordt door drie zijrivieren v/d Rhône : Isère, Drôme en Durance, doorloopen, en is in het gebied der Rhône (in het n. en w.) vlak (Bas-Dauphiné), in het w. bergachtig door de Cottische Alpen (Haut-Dauphiné); de gletscherrijke Pelvoux (4103 meter) is, afgezien van de bergen van Savoie, de hoogste berg van Frankrijk; D. beslaat een oppervlakte van omstreeks 20 000 km2. Geen enkel deel van Frankrijk is zoo rijk aan merkwaardigheden der natuur ; voorheen sprak men van de zeven wonderen van D.;. dit zijn de 2097 m, hooge Mont inaccessible (de onbeklimbare berg) of Mont Aiguille (Naaldberg) ten w. van Mens, de grot Van La Balme aan de Rhône, de Tour sans venin (toren zonder vergif) en de holen van Sassenage bij Grenoble, de Fontaine ardente (brandende bron), ten z.w. van Vif, de Fontaine vineuse (vergiftige bron), welks water naar wijn smaakt, en de Pré qui tremble (bevende weide) bij Gap; behalve beide eerstgenoemde, zijn deze „wonderen“ echter van geen beteekenis; merkwaardiger is het land om zijn natuurschoon, zijn watervallen, woeste rotspartijen en bekoorlijke landschappen, als in overig Frankrijk alleen Savoie en enkele deelen der Pyrineeën hebben aan te wijzen. De hoofdproducten des lands zijn koren, wijn, olie, hennep, moerbeziën en zijde. Enbnrn en Vienne waren voorheen zetels van aartsbisdommen, Grenoble, Gap, Valence, Die en Saint-Paul Trois-Châteaux van bisdommen (de drie eerste thans nog).
Na het verval der romeinsehe heerschappij, tijdens welke het door de Allobrogen, Brigantijnen, Voconcen enz. bewoond werd, vormde het land het zuidelijkst deel van het Bourgondische rijk; hiermede werd het bij het Frankische rijk ingelijfd, maakte deel uit van het nieuwe Bourgondische rijk (Arelate), waarmee het in 1032 door erfenis aan de duitsche keizers kwam en zoo tot op het midden der 1411« eeuw in verbinding met Duitschland bleef; de voornaamste steden hadden hunne bisschoppen tot heeren, en deze behielden tot op de groote revolutie den vorstentitel ; de mächtigsten onder de wereldlijke heeren, die uit het geslacht van Albon, voerden den titel van graaf, later van Guigue of Guy of, dien van dauphin, van daar Dauphiné, zooveel als dauphinaat) ; na allerlei wisselvalligheden, beurtelings in vloed sfeer van Duitschland en van Frankrijk, verkocht ten slotte Humbert II in 1349 het land aan koning Philippe van Frankrijk voor een jaarrente van 120.000 goudguldens ; sinds bleef D. een apanage der fransche kroonprinsen, die van nu ook den titel dauphin (zie aldaar) begonnen te voeren; hierbij werd echter op verlangen des duitschen keizers, als opperheerscher, nadrukkelijk bepaald, dat het land zijn zelfstandigheid en eigen rechten onverkort zou behouden en nietten volle bij het fransche gebied zou worden ingelijfd; in weerwil dezer bepaling beschikte de fransche kroon naar willekeur over dit zijn suzerein gebied, trok allengs alle bijzondere rechten in en stond reeds in 1355 Faucigny en bij den vrede van Utrecht in 1713 ook het overig beoosten de Alpen gelegen deel aan Savoie af. Langen tijd een bolwerk van het protestantisme, had D. herhaaldelijk, vooral na de herroeping van het edict van Nantes, veel te lijden. Op het einde der 18<ie eeuw was D. de eigenlijke bakermat van de beginselen der groote revolutie, die hier nog eerder dan te Parijs uitbrak; nog in 1789' vaardigde D. Mouuier, Barnave en Chabroud naar de nationale vergadering af.