Gepubliceerd op 23-02-2021

Lavandula

betekenis & definitie

L., Lavendel, plantengeslacht van de familie der Labiaten (zie ald.), met een 20-tal soorten, alle inheemsch in de landen rondom de Middellandsehe zee; de meeste zijn halve heesters, met aarachtige bloeiwijzen; alle bezitten een doordringenden, aangenaam aromatischen geur, gevolg van haar groot gehalte aan etherische olie. Meerdere soorten zijn officineel; daartoe behooren de gewone of smalbladige lavendel, L. spica (L. angustifolia, L. vera), in Zuid-Europa in steenachtige bergstreken en op heuvelen groeiend, in Duitschland, Engeland en Frankrijk algemeen verbouwd; van deze aangenaam specerijachtig riekende en smakende plant, zijn de bloemaren (Flores Lavendulae) officineel; zij dienen ter bereiding van lavendelolie, lavendelspiritus, als middel tegen motten, enz.

< >