myth., zoon van Antenor, was priester van Neptunus, volgens anderen van Apollo te Troje. Toen de Grieken het houten paard bij de muren der stad brachten en de Trojanen het voor een heiligdom van Minerva hielden, slingerde L. zijn lans erin om te bewijzen dat het niets dan bedrog was, hetgeen de Grieken er van verhaalden.
Maar Simon wist elke verdenking door zijn listig verhaal bij de Trojanen te doen wijken. L. wilde nu Neptunus een stierenoffer brengen, en toen hij hiermede bezig was kwamen van den kant van het eiland Tenedos twee reusachtige slangen over de golven der zee. Allen vluchtten, L. en zijn beide zonen echter niet. Nu kronkelden de monsters zich om de knapen, toen de vader dezen te hulp kwam ook om hem en doodden het drietal. Dit tragische oogenblik heeft tot onderwerp gediend van een zeer beroemde antieke groep, een der meest vermaarde beeldhouwwerken, welke er bestaan. Zij werd in 1507 te Rome in de nabijheid van den boog van Titus opgegraven en door paus Julius II in het Vaticaan geplaatst.
De rechter-arm van den vader en den rechts van deze zich bevindenden zoon ontbraken en werden door Cornachini er bijgemaakt. Als scheppers van dit kunstwerk noemt Plinius Agesander, Polydorus en Athenodorus uit Rhodus; anderen meenen dat deze drie beeldhouwers het vervaardigd hebben naar een ander werk uit de school van Rhodus.De geschiedenis van L, leverde ook de stof voor een treurspel van Sophocles, dat echter verloren is geraakt. Bij Homerus vinden wij van deze gebeurtenis geen melding gemaakt.