ijslandsch taalvorscher, geb. 3 Juli 1808 te Langamyri op Ijsland, werd in 1848 lector in de ijslandsche taal aan de universiteit te Kopenhagen, was 1853—86 hoogleeraar aldaar, en overl. 4 Jan. 1891. G. was een grondig kenner van het oud-ijslandsch.
Hij schreef, behalve vele verhandelingen in vaktijdschriften: Um frumparta islenzkrar tungu i fornöld (Kopenh. 1846), Danslz-Islandsk ordbog (1851), Oldnordisk formlcere (1858), Vdvalg af oldnordiske Skjaldekvad. Med Anmcerkinger (1892); ook gaf hij een reeks oud-ijslandsche geschriften in het licht; bij een daarvan, Njdla, voegde hij een belangwekkend kommentaar, dat grondige onderzoekingen omtrent de oudijslandsche skaldendichting bevat.