Gepubliceerd op 23-02-2021

Kawi

betekenis & definitie

(jav., „fijn”, in tegenstelling met dsjawi, volkstaal) naam waarmede men gewoonlijk het oudjavaansch aanduidt van ongeveer 800—1400 na Chr.; de grammatica van het K. is maleisch-polynesisch, tal van woorden zijn aan het Sanskriet ontleend. De eerste proeve van vertaling uit een oudjavaansch dichtwerk, het Bhdrata-Yuddha, vindt men in Eaffle’s History of Java (Lond. 1817).

Na de expeditie tegen Bali (1846) zijn tal van goede handschriften toegankelijk geworden. Voor het K. maakte zich o. m. verdienstelijk R. Friedrich, die het Ardjoena-Witvdha (Batavia 1850) en het Bhoma-Kdivja (ald. 1852) uitgaf. De eerste 2 zangen uit het eerstgenoemde werden uitgegeven door Kern in zijn Kawi-Studien (’s Gravenh. 1871), die ook een tekstuitgave met vertaling bezorgde van het leerdicht Wrttasahcaya (Leid. 1875). Voorts vermelden wij: J. C.

G. Jonker, Een oudjavaansch wetboek vergeleken met indische rechtsbronnen (ald. 1885), H. H. Juynboll, Brie boeken van het oudjavaansche Mahdbhdrata (ald. 1893). Zeer belangrijk zijn de Kawioorkonden (in facsimile uitgegeven met inleiding en transcriptie door A. B.

Cohen Stuart, ald. 1875). Voor verdere werken van Kern e. a. zie ook: Java, taal.

< >