Gepubliceerd op 19-01-2021

Kaspar van baerle

betekenis & definitie

Nederl. geleerde, theoloog, geschiedschrijver en dichter, geb. te Antwerpen, 12 Febr. 1584, overl. 14 Jan. 1648. Een jaar na zijn geboorte vestigden zijn ouders zich te Zaltbommel, waar zijn vader in 1559 overleed; B. studeerde te Leiden in de godgeleerdheid, werd in 1608 predikant te Nieuwe Tonge, was daarna tot 1612 onderregent van het Statencollege te Leiden, werd in 1617 hoogleeraar in de logica, zag zich in 1619 als heftig remonstrant van al zijn posten ontzet, ging naar Caen in Frankrijk, legde zich daar op de geneeskunde toe, vestigde zich later weer te Leiden, gaf aldaar privaatles in wijsbegeerte enz. en werd in 1631 naar Amsterdam bei’oepen als hoogleeraar in philosophie en welsprekendheid aan de kort tevoren aldaar opgerichte doorluchtige school, welken post hij tot zijn dood bekleedde.

Voorn, werken: 1lerum per octcnnium in Brasilia et alibi nuper gestarum historia (Amst., 1647), Orationes varia; Blijde inkomst van Maria de Medicis enz. '

< >