duitsch dichter, geb. 24 Jan. 1798 te Breslau, debuteerde 1819 als tooneelspeler, huwde 1821, met de beroemde actrice Louise Rogée, vervaardigde te Berlijn twee zangspelen, die met grooten bijval werden ontvangen: Die Wiener in Berlin en Die Berliner in Wien. Ook gaf hij Gedichte (Berk 1826) uit, die vier jaren later gevolgd werden door zijn Schles.
Gedichte (20ste dr. Bresk 1893). Voor den componist Glaser schreef hij den tekst voor diens opera Des Adlers Horst en voor Ludw. Devrient het tooneelstuk Der dumme Peter. In 1833 besloot hij weer het tooneel te betreden en met zijn tweede vrouw een kunstreis te ondernemen, waartoe hij een reeks van blij- en tooneelspelen vervaardigde, onder welke de drama’s Lorbeerbaum und Bettélstab en Shakspeare in der Heimat veel opgang maakten. Na nog het tooneel te Riga en vervolgens dat te Breslau bestuurd te hebben, onttrok hij zich aan deze bemoeiingen en vestigde zich te Gratz, ging in 1867 te Breslau in het gesticht der Barmh.
Broeders, en overl. 12 Febr. 1880. Zijn Deutsche Bieder (Schleusingen, 2de uitg. 1836) zijn zeer populair geworden.
