Gepubliceerd op 23-02-2021

Karl victor müllenhoff

betekenis & definitie

germanist, geb. 8 Sept. 1818 te Marne, studeerde in Kiel, Leipzig en Berlijn in de philologie, werd 1843 lector te Kiel en 1846 buitengewoon, 1854 gewoon professor der duitsche taal en letterkunde. Sedert het najaar 1858 was hij als zoodanig werkzaam aan de universitek te Berlijn, en overleed aldaar 19 Febr. 1884.

De duitsche oudheidkunde was hij voornemens te beschrijven in het grootsch opgezette, doch onvoltooide werk: Deutsche Altertumskunde. Tot denzelfden kring behoort zijn werk Zur Runenlehre (met v. Liliencron, Halle 1852), Germania antiqua (uitgave van werken van Tacitus, Strabo, Ptolemaeus e. a., Berlijn 1873; nieuwe uitg. 1883), TJeber den Schwerttanz (ald. 1871). Epoque makend voor de oude duitsche literatuur was zijn verhandeling De antiquissima Germanorum poesi chorica (Kiel 1847) en het program De carmine Wessofontano (Berlijn 1861). Met Scherer bezorgde hij een uitgave der Denkmaler deutscher Poesie und Prosa aus dem 8. bis 12. Jahrh. (2 dln., 3de dr., Berlijn 1892); Lachmann’s hoogere critiek paste hij toe op de Kudrun (Kiel 1845).

Voorts bevorderde hij de kennis der duitsche heldensage, onder meer in het door hem geleide Deutsche Heldenbuch (5 dln., Berlijn 1866—73), waarin hij den Laurin uitgaf. Hij verzamelde Sagen, Märchen und Lieder der Herzogtümer Schleswig, Holstein und Lauenburg (Kiel 1845) en voorzag den Quickborn van zijn vriend Klaus Groth met inleiding, spraakkunst en glossarium (6de dr., Hamburg 1856). Zijn onderzoekingen omtrent jBeowulf gaf H. Lübke uit (Berlijn 1889).

< >