Gepubliceerd op 23-02-2021

Karl marx

betekenis & definitie

de grondlegger van het wetenschappelijke socialisme, geb. 5 Mei 1818 te Trier, als zoon van een advokaat, die uit een rabbijnenfamilie stamde, doch tot het christendom was overgegaan. M. studeerde te Bonn en Berlijn, promoveerde tot doctor in de philosophie, en richtte toen, daar zijn radicale gevoelens hem den weg tot een leeraarsambt of staatsbetrekking versperden, het oog op politieke en letterkundige werkzaamheid; hij werd in 1841 medewerker en in 1842 hoofdredacteur van de „Rheinische Zeitung” te Keulen toenmaals het meest radicale blad van Duitschland en het orgaan der Rijnlandsche liberalen, wien de scherpe toon, dien ’t blad onder Marx voerde, echter weldra begon te mishagen; toen de eigenaar er bij M. op begon aan te dringen, zich te matigen, nam hij zijn ontslag, kort voor het blad door de regeering verboden werd.

M. ging nu naar Parijs, wierp zich op de studie van de maatschappelijke vraagstukken en schreef, als eerste vrucht daarvan, in 1844 zijn Einleitung zur Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie. opgenomen in de „DeutschFranzösische Jahrbücher”, een tijdschrift door M. en Arnold Rug© in genoemde stad uitgegeven en waarin nog verschillende andere verhandelingen en opstellen van zijn hand verschenen. Nadat de „Jahrbücher” gestaakt waren, werd M. medewerker aan de parijsdie „Voorwaarts”. De scherpe aanvallen van dit blad op de pruisische regeering hadden weldra ten gevolge dat de pruis. gezant te Parijs de fransch© regeering verzocht den redacteuren het verblijf in Frankrijk te ontzeggen; de redactie kreeg daarop bevel het land te verlaten; dit werd op een interpellatie in de Kamer weer ingetrokken, doch M. maakte van het verlof om te blijven geen gebruik en ging in 1845 met Engels (zie ald.), sinds een jaar zijn vriend en medestrijder, naar Brussel, waar hij in 1848 zijn in het fransch geschreven werk De ellende der philosophie. Antwoord op Proudhon’s Philosophie der ellende in het licht gaf, waarin hij alle in de studeerkamer uitgedachte plannen tot redding der maatschappij voor knutselwerk en droomerijen verklaart en verder een nauwkeurige analyse van de maatschappelijke toestanden levert en tot de slotsom komt, dat met de voortbrengingskracht en de zucht om die te exploiteeren het proletariaat zich zal ontwikkelen tot de revolutionnaire klasse die in de plaats van de oude burgerlijke maatschappij een gemeenschap stellen zal, die de klassen en hare tegenstelling uitsluit. In 1848 volgde hierop het (in opdracht van het intern, arbeiderscongres van 1847 te Londen) door M. en Engels opgestelde Communistisch Manifest (Manifest der Kommunistischen Partei, Lond.), dat in ongeveer alle talen is overgebracht (nederl. laatste uitgave Amst. 1904, vertaling van H. Gorter) en een der merkwaardigste stukken is in de socialist, literatuur (zie het art.

Communistenbond). De Februari-revolutie riep hem naar Parijs, vanwaar hij, toen ook in Duitschland revolutionnaire bewegingen uitbraken, naar Keulen snelde, waar men hem onmiddellijk de hoofdredactie der „Neue Rheinische Zeitung” opdroeg. In dit blad verscheen o. a. de door M., Schapper en den advokaat Schneider onderteekende oproep aan het volk tot georganiseerde belastingweigering en tot krachtig verzet tegen gewelddadige inning der belasting; wegens dit stuk werd het blad opgeheven en tegen de stellers een vervolging ingesteld, die echter met vrijspraak eindigde. M., die sinds 1845 geen pruisisch onderdaan meer was, kreeg in Mei 1849 als buitenlander bevel het land te verlaten. Hij ging naar Parijs, werd ook hier niet geduld, en vestigde zich toen metterwoon te Londen, waar hij de leidende geest was van den Communistenbond en een groote literarische werkzaamheid ontwikkelde. Kort na den staatsgreep van Napoléon III deed hij het geschrift Der 18.

Brumaire Louis Bonapartes (New-York 1852, 3de dr. Hamburg 1885) het licht zien. In 1852 werd hij correspondent der „New-York Tribune”, waarvoor hij o. a. reeksen van artikelen over den politieken en eeonomischen toestand der landen van Europa schreef. In 1859 verscheen zijn werk Zur Kritik der polit. Oekonomie (nieuwste druk van Kautsky, Stuttg. 1897), de voorlooper van zijn hoofdwerk: Das Kapital (dl. 1 Hamb. 1867, 4de dr., 1892, dl. 2 ald. 1885, 2de dr. 1893, dl. 3, uitgeg. door Engels, ald. 1894; nederl. vert. van F. van der Goes, d. 1, Amst. 1901). M. was de ziel der in 1864 opgerichte Internationale (zie ald.); onder zijn voorlichting stichtte zijn vriend en leerling W.

Liebknecht in 1869 de duitsche soc.-democr. arb.-partij, en de intern, sociaal-democratie (zie ald.) eert hem als haar geestelijke leider. Hij overl. 14 Maart 1883 te Londen. Literatuur: Gross, Karl M. (Leipz. 1885), de biographie van M. van de hand van Engels in het Handwörterbuch der Staatswissenschaften (2de dr. Jena 1900), die van de hand van Paul Lafargue in de „Neue Zeit” van 1890, verder von Wenckstern, Marx (Leipz. 1896), Liebknecht, Karl M. (Neurenb. 1896). Aangaande het philosophisch stelsel van M„ het historisch materialisme, zie Materialisme, en Socialisme.

< >