Duitsch scheikundige en geoloog, geb. 18 Jan. 1792 te Word, een der voorsteden van Neurenberg, studeerde te Erlangen, vestigde zich aldaar als privaatdocent, werd in 1819 buitengewoon hoogleeraar in de chemie en de theologie te Bonn, in 1822 gewoon hoogloeraar in de chemie. Hij overleed te Bonn, 30 Nov. 1870.
Met Goldfuss bewerkte hij een physisch-tatistisclie beschrijving van het Fichtelgebergte, met Noes von Esonbeck en Rothe: Die Entwicklung der Fftanzensubstanz (Erlangen 1819). Verder schreef B. een Lehrbuch der Stöchiometrie (1819), en een Lehrbuch der reinen Chemie (dl. I, Bonn, 1824) Zijn overige geschriften behelzen meest de resultaten van zijn physisch-chemischgeologische onderzoekingen, als: Die Wärmelehre des Innern unser» Erdkörpers (1837), enz. Zijn verhandeling: Des moyens de soustrairc Fexploiiation des mines de, houille aux dangers d’explosion (1840) werd door de Brusselsche universiteit bekroond. Zijn hoofdwerk is zijn Leerboek der chemische en physische geologie (1863—71). dat der geologie een geheel nieuwen weg baande. Zijn Populäre Vorlesungen über naturwissenschaftliche Gegenstände versehenen in 1813 te Bonn, in 2 dln.Zijn zoon, Karl B., geb. 15 Mei 1825 te B 'nn, maakte zich vooral bekend door de ontdekking van een vuurvast schiefertoon (in de steenkoolmijnen van Saarbrücken), dat weldra een belangrijk handelsartikel wérd. Hij schreef: Die feuerfesten Thone (1877).