geb. te Iserlohn 1831, -was eerst advocaat en werd in 1861 hoogleeraar aan de universiteit te Munchen en in 1872 aan die van Heidelberg, waar hij muziekgeschiedenis en aesthetica onderwees.
Hij maakte naam door: Mozart’s Briefe (1865); Beethoven’s Briefe (1885); Gluck und Wagner (1870) en Beethovens Leben (1877).