geb. 1827 te Sinderen (gem. Wisch), werd opgeleid aan het ned. zendel.-genootschap te Rotterdam en in 1849 geordend tot zendelingleeraar in Ned.-Indië; was van 1851-1854 directeur van het protestantsch weeshuis te Semarang en hoofd der school van dat gesticht ; van 1854-1864 zendeling-leeraar te Depok en Toegoe (Java); van 1864-1900 hoogleeraar bij de indische instelling te Delft en is thans nog leeraar aan de hoogere krijgsschool.
G. is de eerste geweest die de Soendaneesehe taal in Nederland heeft gedoceerd, van 1870-1900; heeft verschillende hulpmiddelen tot aanleeren van deze taal en van het Maleisch geschreven ten behoeve van zijn leerlingen, doch niet voor den handel bestemd. Op Java schreef hij vele kleine en ook grootere boekjes voor kerk- en schoolgebruik, waarvan sommige door inlanders in andere talen, Mandaïlingsch, Batta’sch, Javaansch, Madureesch enz. zijn vertaald; laatste uitgaven zijn Kalila dan Damina en Kitab Amtzal, Holl.-Maleisch lees- en leerboek; verwierf twee maal eene zilveren medaille en twee maal eene gouden, vanwege de regeering uitgereikt voor verspreiding van nuttige kennis onder den inlander in Ned.-Indië.