duitsch dichter en schrijver, in 1831 te Rodenberg in het toenmalige keur-hessische graafschap Schaumburg geboren, maakte naam als dichter met zijn König HarakVs Todtenfeier (Marb., 3de uitg. 1856), Gedichte (Berk, 3de uitg. 1866) enz. In zijn eerste prozaschriften: Pariser Bilderbach (Brunswijk 1856) en de Kleine Wanderchronïk (Hann., 2de uitg. 1866) kwam echter zijn eigenlijk talent eerst aan den dag.
Van 1856—62 deed hij verschillende tochten door Engeland, Wales, Ierland, Schotland, de Normandische eilanden, langs de Zwitsersche en Italiaansche meren, die hij deels in de feuilletons van onderscheidene dagbladen, deels in zelfstandige werken beschreven heeft. Van deze laatst en maakten vooral Tag und Nacht in London (Berl. 4de uitg. 1865) en Paris bei Sonnenschein und Lampenlicht (1867) grooten opgang. Nieuwste werken: Belgien und die Belgier (1881), Bilder aus dem Berliner Leben (3 dln. 1885—88), Eine Frühlingsfahrt nach Malta (1893).
