(Sir, viscount) eng. veldmaarschalk, geb. bij Dublin 1833, trad in 1852 in het leger, maakte de veldtochten in Birma (1852—53), de Krim, Indië en Canada (1867) mede, kreeg in 1873 het opperbevel over de expeditie tegen de Ashantijnen en bracht dezen veldtocht tot een roemrijk einde. Van 1874—75 vervulde hij een zending in Natal, betreffende de inrichting van het bestuur dezer kolonie, werd in 1878 beheerder van het eiland Cyprus en herstelde in 1879 de rust in Zoeloeland.
Van 1884—85 was hij opperbevelhebber der eng.-egyptische troepen ; en ontzette toen Khartoem, vervolgens was hij bevelhebber van het leger in Ierland, werd tot veldmaarschalk verheven (1894) en zag zich aangesteld (1895) tot opperbevelhebber der geheele britsche landmacht, wat hij tot 1900 bleef; toen trad hij terug uit den actieven dienst. Hij maakte zich als schrijver verdienstelijk door de volgende geschiedkundige wer- ken: The Crimea in 1854 (1894), Cavalry ; at Waterloo (1896), Life of Marlborough; Le dêclin et la chute de Napoléon (1894).