Gepubliceerd op 20-01-2021

Dublin

betekenis & definitie

1) Graafschap der iersche prov. Leinster, 918 km2, groot, in 1901: 447.266 inw.; het land is in het z. bergachtig, benoorden de Liffey echter een golvende, vruchtbare en voortreffelijk bebouwde vlakte met aan de kust vele bochten en kusteilanden; de voorn. rivieren zijn : Liffey, Dodder, Tolka; het Konings- en het Groote Kanaal bevorderen zeer de binnenscheepvaart ; hoofdmiddelen van bestaan der betrekkelijk dichte bevolking zijn land- en tuinbouw, visscherij, mossel- en oestervangst, veeteelt en textiel-industrie; de bodem bevat koper, lood, bouwsteen (graniet). D. bevat vier cromlechs en vele ruïnen van abdijen, kerken en kasteelen. Het graafschap is verdeeld in negen baronniën; het zendt acht leden naar het parlement, nl. de stad D. 4, de hoogeschool te Dublin 2, het overig graafschap 2.

2) Dublin, hoofdstad van Ierland en van het graafschap D., een der mooiste steden van Europa, ligt onder 53° 20' 38" N. B. en 6‘> 17' 30" W. L. v. Gr., aan de bijna 15 km. lange en tusschen Howth-Head en Dalkey 9 km breede hoogst schilderachtige baai van Dublin (of Liffeybaai); haar jaartemperatuur bedraagt 9,5° C , die van Juli 15,4U, die van Jan. 4,7°. D. had in 1644 een bevolking van 8159, in 1891 met de voorsteden 361.891, in 1901 : 373.179 zielen. De stad heeft de gedaante van een ellips en wordt door een 14 km. langen landweg (Circular Road) omgeven ; het Grand- en het Royalkanaal scheiden haar van haar voorsteden; de rivier Liffey, hier tusschen steenen wallen besloten en op 12 plaatsen overbrugd, deelt de stad in een n. en een z. gedeelte, waarvan het laatste jonger is en de eigenlijke wijk der gegoeden, der fraaie gebouwen en breede straten is; in het n.w. der stad woont de middenstand; in het z.w. ligt de armelijke wijk der arbeidende klassen. de straten van D. zijn allen goed geplaveid ; de mooiste straat is Sackville-Street, die ten z uitloopt op de O’Connell-brug, en vele groote hotels, prachtige winkelhuizen en het hoofdpostkantoor bevat, terwijl in het midden ongeveer zich de Nelsonzuii verheft. Onder de pleinen is Saint-Stephens-Green (8 hectaren) het grootste ; op dit plein staan het ruiterstandbeeld van George II en het standbeeld van graaf Eglinton, onderkoning van Ierland; het schoonste plein is echter Merrion-square, waaraan de Nationale galerij ligt; in het College-Park staat een ruiterstandbeeld van Willem III; het Phenixpark (7.29 hectaren), aan het westeinde der stad, een der grootste en mooiste parken der wereld, bevat het paleis van den onderkoning van Ierland, een exercitieplein, een militair hospitaal, een opvoedings-instituut voor soldatenkinderen. een zoölogischen tuin, de Wellington-obelisk (62J/2 m. hoog) en de Phenixpijler, op de plaats waar lord Cavendish en Th. Burke (6 Mei 1882) werden vermoord. De stad bedekt een oppervlakte van 1300 bunders, haar parlementaire grenzen sluiten echter een driemaal grooter oppervlakte in; enkele deelen der stad zijn gebouwd op stukken aan de zee ontwoekerd land en haar bodem is over het algemeen vlak. Onder de openbare gebouwen van D. moeten vermeld de Bank van Ierland (voorheen parlementsgebouw), Trinity College, en het paleis der vier hooge gerechtshoven, dat met zijn hoogen toren en 137 m. lang, naar de rivier gekeerd front een imposanten indruk maakt; het kasteel (the Castle), oorspronkelijk een vesting, in de 13e eeuw gebouwd, thans voor allerlei doeleinden ingericht, is een reusachtig bouwwerk, alleen echter als zoodanig merkwaardig. D. heeft een 100-tal kerken en kapellen; als architectonisch kunstgewrocht is daaronder vermeldenswaard de overoude kathedraal Saint-Patrick, die,reeds in 890 vermeld, in 1190 opnieuw begonnen, in 1362 afgebrand, in 1871 op kosten van een gegoed inwoner van D. nieuw opgebouwd werd.
D. is zetel v/d onderkoning van Ierland, der hoogste regeeringslichamen, der hooge rechtscolleges, en van een anglikaanschen en een r.-kath. (sinds 1214) aartsbisschop; het gemeentebestuur bestaat uit den Lordmajor, 15 aldermen en 45 gemeenteraadsleden.

De voornaamste inrichting van onderwijs van D. is zijn hoogeschool, Trinity College ; deze beschikt behalve over een prachtig universteitsgebouw in corinthischen stijl, en met een uitgestrekt park (CollegePark), over een bibliotheek van 220.000 deelen en kostbare iersche handschriften, verder over een kapel, oudheidkundig, natuurhistorisch- en geologisch museum, sterrenwacht, drukkerij enz.: Trinity College is geheel ingericht als de universiteit Cambridge, voornamelijk in den geest van Trinity College aldaar; de heerschende religie is de anglikaansche. De eerste universiteit van D. werd opgericht in verbinding met de St. Patricks-kathedraai, in 1320; de thans bestaande universiteit, met een enkel college, Trinity College, werd gesticht in 1591 (in 1892 werd het derde eeuwleest gevierd); koningin Elizabeth verleende het charter, het stedelijk bestuur schonk de benoodigde gronden, en de iersche adel verschafte bij inschrijving de benoodigde gelden; James I deed de stichting verschillende schenkingen ; volgens het charter van koningin Elizabeth moest het bestuurslichaam van Trinity College bestaan uit een provoost, drie fellows en drie der studeerenden; thans gelden in hoofdzaak de in 1637 door aartsbisschop Laud gegeven nieuwe statuten; in 1613 kreeg de universiteit van James I het recht twee afgevaardigden naar het iersche parlement te zenden; bij de vereeniging der parlementen in 1800 werd dit getal met 1 verminderd, doch door de reform bill van 1832 weer op 2 gebracht. De provoost en de senior fellows vormenden board of management of het hoofdbestuur van het College; bij patentbrief van 1874 werd een council of raad van 14 leden ingesteld, die met den board samenwerkt tot het regelen der studiën, het aanstellen der hoogleeraren enz. Het bestuur en de arbeid der universiteit zijn in handen van een kanselier, een vicekanseiier, den provoost van Trinity College, twee proctors (een gekozen door de senior en een door de junior fellows), een senior lecturer (die de openbare examens regelt), twee dekens, een censor, een bibliothekaris, een auditeur, een registreur, de hoogleeraren en de examinatoren. De kanselier, met de meesters in de kunsten en de doctoren in de drie faculteiten vormen tezamen den senaat der universiteit; deze senaat reikt diploma’s uit en kiest ook den kanselier ; de provoost wordt aangesteld door de kroon, en kan van elke godsdienstige belijdenis zijn; de junior fellows, die den eigenlijken staf van onderwijzers vormen,waren sinds de regeering van Karel I tot 1840 verplicht ongehuwd te blijven Van het 1100-tal studeerenden is in de universiteit woonachtig. De bloeiende medische faculteit neemt ongeveer de helft der universiteit in; zij dispenseert niet van het collegebezoek; de theologische faculteit (nog slechts 200 studenten) gaat sterk achteruit; de instelling beschikt over uitnemende leerkrachten in godgeleerdheid, natuurlijke wijsbegeerte, wiskunde, rechtsgeleerdheid en medicijnen; zij heeft ook leerstoelen der oude, oostersche en moderne talen (met inbegrip van het iersch), ethiek,welsprekendheid, engelsche letterkunde, nieuwe geschiedenis , staathuishoudkunde, natuurlijke geschiedenis, plantkunde, geologie, mineralogie, burgerl. machinebouwkunde enz.

De Royal University (koninklijke universiteit) van Ierland, in 1880 in de plaats gekomen van de opgeheven Queen’s University, staat voor ieder zonder onderscheid van geslacht of belijdenis open, en houdt zich bezig met alle takken van wetenschap, behalve met godgeleerdheid ; zij is geheel ingericht als de universiteit te Londen, en is geen eigenlijke instelling van onderwijs, maar louter een instelling waar examens voor academische graden worden afgenomen ; het onderricht in het door de Royal universiteit voorgeschreven studieprogram wordt gegeven aan een aantal academiën of onderdeRoyaluniversiteitressorteerende colleges; de voornaamste onder deze academiën zijn die van Belfast, Cork en Gal way.

Dublin heeft sinds 1854 ook een r.-kath. universiteit, en verder allerlei inrichtingen van middelbaar, kunst- en openbaar en vooral bijzonder (r.-kath.) onderwijs, allerlei genootschappen tot verspreiding van kundigheden enz. alsook een academie voor vrouwen, Alexandracollege, waar omstreeks 400 leerlingen onderwijs ontvangen in latijn, grieksch, philosophie, nieuwe talen, wiskunde en natuurwetenschappen, en zich voor het program der Royal University voorbereiden D. heeft verder vier groote schouwburgen, een 20-tal groote ziekenhuizen , twee doofstommen-instituten, een krankzinnigengesticht, enz.

De omgeving van D. is rijk aan natuurschoon; op het kerkhof v/h 3 km. verwijderde dorp Glasnevin staat een gedenkteeken voor Daniël 0'Connell, een 45 meter hooge graniettoren in den stijl der oude iersche torens; in de nabijheid, aan de Tolka, bevindt zich de 171/.) hectare groote plantentuin, in 1790 gesticht; 10 km. z.o. van D. de belangrijke haven- en badplaats Kingstown.

Het verkeer in de stad geschiedt door cabs en trams; het Groote en het Koningskanaal verbinden de stad met het net van waterwegen van de Shannon; per spoor staat D. in gemeenschap met Belfast, Sligo, Galway, Cork, Limerick en Wexford; de haven van D. is in het laatste gedeelte der 19de eeuw zeer verbeterd en van allerlei groote werken voorzien; niettemin is zij wegens haar weinige diepte slechts voor kleine zeeschepen toegankelijk; de nieuwe dokken, in de nabijheid van het prachtige tolkantoor (Custom-House) zijn 5 meter diep. Geregelde stoomvaartverbinding heeft D. met Belfast, Queenstown (Cork), Glasgow, Whitehaven, Liverpool,Holyliead, Milford en Bristol. In den handel heeft de invoer (voedingsmiddelen, glas, hout, petroleum, metalen) verreweg de overhand; artikelen van uitvoer zijn meststoffen, bier en ale, wol en metaalwaren; voornamelijk echter wordt vee uitgevoerd (rundvee, schapen, zwijnen, paarden). Die industrie omvat machinebouw, gieterij, fabrikage van rijtuigen, meubelen, tabak, bierbouwerij,wbiskeybranderijen; in de linnen-industrie moet D. onderdoen voor Belfast; het geldverkeer staan een 4-tal groote bankinstellingen ten dienste. Consulaten hebben te 1).: Nederland, Argentinië, België, Chili, Duitsche rijk, Frankrijk, Griekenland, Spanje, Turkije, en vice-consulaten: Denemarken, Oostenrijk-Hongarije, Portugal, Rusland, Zweden en Noorwegen.

D., wellicht het Eblana van Ptolemeus, en waar reeds omstreeks het midden der 5de eeuw St. Patrick de leer des ehristendoms predikte, werd in 851 door de Denen veroverd, en onder den naam Dubhlinn, zwartwater, tot een sterke vesting gemaakt en met muren omgeven; in de vroege middeleeuwen was zij zetel van een reeks noorsche, en sinds 854 van een aantal deensche koningen, onder welke laatste eene in 948 tot het christendom overging; deze vorsten, herhaaldelijk door de Ieren verdreven, keerden echter steeds versterkt terug, en wisten zich, trots de nederlagen van 978, 999 en 1014 (slag bij Ciontarf), steeds te handhaven. Koning Sitric stichtte in 1138 het bisdom Dublin, dat in 1214 tot aartsbisdom verheven werd: in 1066 werd D. veroverd door koning Godred Co wan van Man; de Denen hernamen de stad echter en hielden haar in bezit tot op het einde der 12de eeuw, hoewel zij haar nog meermalen op koning Mac Murrough van Geinster hadden te heroveren. In 1169 bracht Richard van Clare, graaf van Pembroke, bijgenaamd Strongbow, haar voor goed in handen der Engelschen; 12 Nov. 1172 huldigde zij Hendrik II: tot omstreeks de 15de eeuw vormde zij nu een afzonderlijk graafschap. D. kreeg in 964,1173 en 1605 charters (privilegiën). In 1487 vond de pretendent Lambert Simnel in haar een bondgenoote tegen Hendrik VII; in 1659 vermeesterde de partij der Stuarts het kasteel van D., en proclameerde van hier Karel II tot koning. Tot op O’Connell en dennieuwsten tijd heeft de politieke en kerkelijke oppositie van Ierland tegen de eng. regeering bijna altijd te D. haar hoofdzetel gehad.

< >