hertog van Otranto. geb. 21 Mei 1759 te Pellerin bij Nantes. werd hier op de school der Oratorianen gedaan, en trad daarop te Parijs zelf in de Oratoriumcongregatie, in welke hij voor het onderwijs werd opgeleid: bij het uitbreken der revolutie legde hij zijn post van principaal van het college te Nantes neer. vestigde zich als advocaat, en werd in 1792 door het departement Loire-Inférieure in de nationale conventie gekozen; hier sloot hijzich Joseph Fouciii:. bij de bergpartij aan, stemde voor den dood van den korting, en vergezelde in Nov. 1793 de commissarissen ' an het comité van openbaar welzijn, Col lot d'Herbois en Couthon, naar Lyon, waar hij het gruwzame bloedgencht hielp ten uit voer leggen. Te Parijs teruggekeerd en tot president van de club der Jacobijnen gekozen, geraakte hij als aanhanger van Hé hert op gespannen voet met Robespierre wiens val hij vei haastte. Geduiende de reactie werd hij als voorstander van het schrikbewind gevangen gezet, doch herkreeg bij de algemeepe amnestie van 4 brumaire jaar IV de vrijheid. Door het uitbrengen van de samenzwering-Babeuf weer in de gunst gekomen, en in Sept. 1798 als fransch gezant bij de Cisalpijnsche republiek naar Milaan gezonden, compromitteerde hij zich hier door een soort coup d’état tegen de constitutie van dit land, werd deswege teruggeroepen en in gelijke hoedanigheid naar de Nederlanden gezonden (Jan. 1799), en werd in Juli 1799 naar Parijs terug ontboden en tot minister van politie benoemd, waarmede zijn belangrijke invloed op de binnenlandsche politiek van Frankrijk een aanvang nam. Vóór 18 brumaire van Barras overgeloopen tot Bonaparte, hielp hij deze in het volvoeren van den staatsgreep en organiseerue vervolgens de absolute politieheerschappij, waarvoor hij de middelen hoofdzakelijk vond uit de speelpacht. Aanvankelijk de nieuwe regeering van nieuwe geweldpleging terughoudende, bewerkte hij dat de emigrantenlijst gesloten en een algemeene amnestie geproclameerd werd ; hierdoor maakte hij zich bij Bonaparte verdacht en bij gelegenheid van de zaak der helsche machine (1802) werd hij plotseling uit zijn ambt ontzet, doordat de eerste consul het ministerie van politie eenvoudig ophief. Na de vestiging van het keizerrijk (1804) herstelde Napoléon F. in zijn ambt, waaraan bij de veelvuldige afwezigheid van den keizer een groote macht verbonden was; na den oostenrijkschen oorlog kreeg hij in 1806 den titel van hertog van Otranto, met rijke dotaties in het Napolitaansche. Niettemin begon F. omstreeks dezen tijd ’s keizers dolle en steeds roekeloozer ontwerpen te bestrijden, zoodat hij weldra opnieuw als lastig en onbetrouwbaar werd aangemerkt; verdacht van met de Bourbons en de republikeinen te heulen, waarschijnlijk niet ten onrechte, en beschuldigd van in het geheim met Engeland te intrigueeren en dit land op eigen initiatief vredesvoorstellen te hebben gedaan, viel hij geheel in ongenade en werd in Juni 1810 andermaal ontslagen en door Savary vervangen. Gedurende de kampagne van 1818 ontbood de keizer hem in zijn hoofdkwartier te Dresden en zond hem als gouverneur der illyrische provinciën naar Laibach. De keizer had zich intusschen een vijand te meer gemaakt, die van toen af met hartstocht meewerkte aan zijn verderf. Reeds tijdens zijn reis naar Laibach gaf hij Oostenrijk wenken aangaande de stemming in Frankrijk, hetgeen niet weinig bijdroeg tot Metterniclfls toetreding tot het verbond van Pruisen en Rusland. Na den slag bij Leipzig werd hij naar Rome en Napels gezonden, hoofdzakelijk om Murat in het oog te houden Na Napoléons val keerde hij naar Parijs terug, doch ging nog niet openlijk over tot de Bourbons, die hem nog niet soliede genoeg gerestaureerd schenen, en trok zich uit het openbare leven terug. Na zijn terugkeer van Elba benoemde Napoléon hem ten derden male tot minister van politie; den loop der dingen echter voorziende en zich niet bedriegende omtrent den aard der komende ontknooping stelde hij zich onmiddellijk na zijn benoeming in verbinding met Lodewijk XVIII en Metternich. Na Waterloo was hij de hoofdbewerker van Napoléons tweede abdicatie ; vervolgens stelde hij zich aan het hoofd der voorloopige regeering, zette de kapitulatie van Parijs door, en bestuurde den aftocht van het leger ; Lodewijk XVIII handhaafde hem als minister van politie, doch geen enkele partij schenk hem meer vertrouwen en weldra noodzaakte de haat der ultra-royalisten hem zijn ontslag te nemen (Sept. 1815) ; hij ging nu als gezant naar Dresden. Toen het verbanningsdekreet van 1816 tegen de regiciden ook jegens hem van kracht werd verklaard, ging hij eerst naar Praag, voorts naar Linz en eindelijk naar Triest, waar hij 25 Dec. 1820 stierf. Hij schreef tal van politieke pamfletten, alsmede memories, die echter nog niet in het licht zijn gegeven ; de op zijn naam uitgegeven Mémoires de Joseph Fouché, duc dlOtranto (2 dln. Parijs, 1822—24) zijn onecht en waarschijnlijk het werk van Alphonse de Beauchamp ; veel interessants omtrent F. bevat het werk van Madelin, Fouché 1759—1820 (2 dln. Parijs 1901). Lamartine zegt van F. : „Het ontbrak hem in het geheel niet aan geslepenheid en slechts weinig aan gezond verstand, doch ten volle aan eerlijkheid — dit woord dat hem karakteriseert veroordeelt hem tevens.”
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk