engelsch sterrenkundige, geb. 12 Mei 1823 te Nottingham, verwierf zich zijn astronomische kennis geheel op autodidaktische wijze, vooral door van de bibliotheek der koninklijke sterrenwacht te Greenwich, waar hij van 1840—44 assistent was bij de magnetische afdeeling, gebruik te maken. Op aanbeveling van Airy werd hij observator bij het privaat-observatorium van Bishop in Eegentspark, waar hij van 1847—54 10 der kleinere planeten ontdekte, verscheidene kometen en 16 nieuwe veranderlijke sterren en 3 nevelvlekken voor het eerst waarnam.
Vele belangrijke berekeningen vindt men in de Altonaër Astron. Nachrichten, in de Com.ptes rendus van het fransche instituut en in de Transactions van het kon. astron. genootschap opgenomen. H. werd alom als groot sterrenkundige erkend en was lid en correspondent van vele geleerde genootschappen. Hij schreef o. a. nog: Astronomical vocabulary (1852), Introduct. to astron. (3de uitg. 1863), The solar system (1846) en On the expeeted return of the great cornet of 1264 and 1556 (1848), Descriptive treatise on cornets (1859). H. overleed 23 Dec. 1895 te Twickenham.
