Gepubliceerd op 20-01-2021

John biddle

betekenis & definitie

Stichter van de engelsche gezindte der Unitariërs, geb. 1615, te Wottonunter-Edge, Gloucester; hij studeerde van 1632 af te Oxford, werd in 1641 magister, vervolgens leeraar aan de vrije school te Gloucester; als tegenstander van het dogma der drievuldigheid schreef hij Twelve arguments tegen de godheid van den Heiligen Geest; toen hij kort daarop zijn geloofsbelijdenis omtrent genoemd dogma begon te leeraren, werd hij in 1646 als ketter in de gevangenis gezet en eerst in 1651, bij gelegenheid eener algemeene amnestie, in vrijheid gesteld; weldra begon hij opnieuw zijn gevoelens te verkondigen en kreeg binnen weinig tijd een sterken aanhang, die in den eersten tijd Biddlianen werden genoemd; hij schreef, om zijn inzichten verder te verbreiden, twee catechismen;tengevolge daarvan weder ge vangen gezet, zag hij zich na 10 maanden op vrije voeten gesteld; zijn catechismen werden door den scherprechter in het openbaar verbrand. Cromwell moest hem in 1655, om hem voor een nieuwe gevangenschap te vrijwaren, voor drie jaar naar de Scilly-eilanden zenden.

Toen met Karel II de hooge kerk weer de heerschende werd, geraakte hij opnieuw in moeilijkheden en stierf 22 Sept. 1662 in de gevangenis.

< >