(J. Saresberiensis) beroemd scholasticus, geb. omstreeks 1110 te Salisbury, studeerde te Parijs en vertoefde, alvorens naar Engeland terug te keeren, drie jaren in het klooster van Moutier la Celle.
In Engeland teruggekeerd (1151) werd hij secretaris van den kanselier en lateren aartsbisschop Thomas Becket, en nam als zoodanig ijverig deel aan de kerkelijke twisten dier dagen, werd 1176 bisschop van Chartres en overl. 25 Oct. 1180. Van zijn werken zijn het belangrijkst: Polieratieus, sive de nugis curialium libri VIII, een soort van kerkelijk-politieke ethiek, en de Metalogicus in 4 boeken, een apologie van het juiste gebruik der dialectiek. Voorts schreef hij de levens van den h. Anselmus en den h. Thomas, en een gedicht: Entheticus (voor het eerst in 1843 gedrukt); van groot belang voor de geschiedenis van dien tijd zijn zijn brieven aan pausen, vorsten en andere voorname personen. Zijn verzamelde werken zijn uitgegeven door J.
A. Giles (2 dln., Londen 1848). Ook wordt hem toegeschreven de op het laatst der vorige eeuw gevonden Uistoria pontificalis (uitgegeven door Arndt in dl. 20 der ,,Monumenta Germaniae historica”), een geschiedenis van paus Eugenius III (1145) tot 1152, in 1162 geschreven.