eigenlijk Jan Nicolaasz. Everaerts geheeten, latijnsch dichter, geb. 10 Nov. 1511 in Den Haag, studeerde in de rechten te Bourges, doch wijdde zich vervolgens aan de beoefening der fraaie letteren en der dichtkunst.
Ook onderscheidde hij zich op het gebied der schilder-, beeldhouw- en graveerkunst. Om deze talenten te ontwikkelen reisde hij naar Italië en vervolgens naar Spanje, waar hij secretaris werd van kardinaal Tavera, aartsbisschop van Toledo. Hij overl. 8 Oct. 1536 te Utrecht tengevolge eener ziekte, welke hij opgedaan had tijdens den tocht van Karel V tegen Tunis. Het meest bekend onder zijn bevallige gedichten in klassiek latijn zijn de Basia (Utrecht 1539 en meermalen). Zijn Opera poëtica (elegieën, oden, epigrammen en gemengde gedichten) werden voor ’t eerst uitgegeven door zijn broeders Nicolaasz. Gaudius en Andreas Marius, die zich eveneens als dichters onderscheidden (Parijs 1541); de volledigste en beste uitgave echter is die van Bosscha (2 dln., Leiden 1821).