nederl. taal- en letterkundige en godgeleerde, omstr. 1500 te Amsterdam geb., waar hij onderwijs gaf in het latijn en het hebreeuwsch, werd wegens het verbreiden van hervormingsgezinde begrippen gevankelijk naar ’s Gravenhage gevoerd, doch ontsnapte uit den kerker en richtte te Noordwijk een school op. Nogmaals wegens zijn godsdienstige inzichten bemoehijkt, week hij naar Bazel.
Na eenigen tijd teruggekeerd, was hij de eerste predikant te Delft (1558) en te Noordwijk (1570), waar hij omstr. dien tijd overleed. Voor zijn leerlingen vervaardigde hij een Grammatica latina. Verder schreef hij Adagia (Antw. 1561), later onder een uitgebreideren titel door Schrevelius uitgeg. (Leid. 1656, herdr. Amst. 1670); Commentaren op de groote en kleine profeten, enz.