Gepubliceerd op 23-02-2021

Johann meyer

betekenis & definitie

sleeswijksch dialectdichter, geb. 5 Jan. 1829 te Wilster; was van beroep molenaar, studeerde ©enigen tijd in allerlei vakken van wetenschap., werd leeraar te Altona, redigeerde 1859—62 de „Itzehoer Nachrichten” en richtte in 1862 te Kiel een gesticht voor idioten op., waarvan hij sedert directeur was; hij overl. 16 Oct. 1904 te Kiel; hij gaf in het licht verscheidene bundels gedichten in het dithmarsche dialect en in het platduitsch, benevens verscheidene kluchten en tooneelstukken, als En lütt Waisenkind (1892), Hau mutt he hemm / (1896), Di de Aar’n (1903).

< >