Gepubliceerd op 19-01-2021

Altona

betekenis & definitie

Stad in het pruisisch regeeringsdistrict Sleeswijk (Schleswig), aan de Elbe, 53° 32' 45" N.B. en 9° 56' 32" oosterl. van Gr.; in het oosten smelt de stad ineen met de Hamburger voorstad St.-Pauli. De stad Altona schijnt ontstaan te zijn omstreeks 1536, in welk jaar zekere Joachim von Lohn een herberg opzette, dicht bij de grenzen van het gebied der stad Hamburg.

Daaromheen ontstond een klein dorp, dat zich in de tweede helft der 16de eeuw sterk uitbreidde, dewijl geheele gezinnen Nederl. uitgewekenen er zich vestigden, in 1640 met de heerlijkheid Pinneberg aan Denemarken kwam, en in 1664 van Frederik III stedelijke rechten verkreeg. In 1689 sloten koning ChristiaanV en zijn mederegent in Sleeswijk-Holstein te Altona het zoogenaamde Altonasche vergelijk, waardoor genoemde mederegent (hertog Christiaan Albrecht van Gottorp) in al zijn bezittingen en rechten werd hersteld. Altona werd 8 en 9 Jan. 1713 door de zweedsche troepen onder generaal Steenhock in brand gestoken en voor een groot deel verwoest. De stad verhief zich in den loop der 18deeeuw tot hoven haar vroegeren staat, doch werd zwaar getroffen door het Continentaal-stelsel van Napoleon, en door het blokkeeren van de Elbe door de Engelschen. In 1814 liep zij andermaal gevaar in het krijgsgewoel ten onder te gaan, welk gevaar echter door de energie van den opperpresident Blücher werd afgewend. In 1866 kwam Altona met de beide hertogdommen Sleeswijk en Holstein aan Pruisen. 15 Oct. 1888 werd de aansluiting van Altona bij de Zollverein (zie aldaar) vastgesteld; 1 April 1890 werden de omgelegen landgemeenten Bahrenfeld, Othmarschen en Oevelgönne met de stad Altona vereenigd.

Tot de belangwekkende gebouwen, instellingen enz. te A. behooren in de eerste plaats het Raadhuis, het stadsziekenhuis, het nieuwe Paleis van Justitie, de stadsschouwburg (geopend 20 Sept. 1876), de bij Blankenese gelegen waterwerken, in de voorstad Ottersen het graf van den dichter Klopstock, de kerken (vier evang.-luthersche, n.1. de Drievuldigheids- of Hoofdkerk, de St. Johannes- of Noorderkerk, de St.-Petri- en de Christiaanskerk), één roomsch-kathol. kerk, voltooid in 1718, een duitsch- en een portugeesch-igraëlietische synagoge enz.; verder bezit Altona een gymnasium (het in 1738 gevestigde Christianeum), een zeevaart- en een ambachtschool enz., en een natuurhistorisch museum met belangrijke bibliotheek, terwijl de in 1823 door Schumacher opgerichte sterrewacht in Juli 1874 naar Kiel verlegd werd; twee vrijmetselaars-loges: Karl zum Felsen en Stormaria. Altona ligt aan de spoorlijnen Altona—Neumünster—Kiel (106 km.). Altona—Wedel (19 km.), Harburg— Hamburg—Altona (18 km.) en Altona—Kaltenkirchen (37 km.); de stad telt 144.000 inw.; vele fabrieken, scheepswerven, een drijvend dok, drukke handel, die echter afhankelijk is van Hamburg, evenals de ruime haven; consulaten voor de Argentijnsche republiek, Nederland, Peru, Portugal, Zweden, Noorwegen en Uruguay.

< >