duitsch oudheidkundige, 1717—68, grondlegger van de beoefening van de kunstgeschiedenis der oudheid; was eerst bibliothecaris bij graaf von Brunau^ en vertrok in 1756 naar Rome. In 1758 benoemde kardinaal Albani hem tot zijn bibliothecaris en conservator van zijn verzameling oudheden te Rome en kort daarna tot bibliothecaris van het Vaticaan.
Op een terugreis ^ uit Duitschland naar Italië, werd hij te Triëst vermoord door zekeren Archangeli, die zich in het bezit wilde stellen van zijn gouden medailles. Hoofdwerk: Geschichte der Kunst des Altherthums (1764), waarin hij op meesterlijke wijze den ontwikkelingsgang van de kunst bij de Ouden schetste; verder o. a.: Monumenti antichi inediti (met^fraaie kopergravures, 1767—68).