Gepubliceerd op 14-03-2021

Johann georg von zimmermann

betekenis & definitie

Zwitsersch geneesheer en wijsgeer, 1728—1795, promoveerde te Göttingen in 1751 en was achtereenvolgens geneesheer te Bern en Brugg. In 1768 werd hij verheven tot hofdoctor van den koning van Engeland.

Ook Frederik II telde hij onder zijn patiënten en door Katharina II werd hij in den adelstand verheven. Behalve op de geneeskunde legde hij zich ook bijzonder toe op vraagstukken van geschiedkundigen en staatkundigen aard. Hij schreef o. a.: Veler die Einsamkeit (nieuwe uitg. in 4 dln., Leipz. 1784); Vom Nazionalstolz; Von der Erfahrung in der Arzneikunst.

Karl Zimmermann

duitsch theoloog (prot.), 1803—77; mede-oprichter der GustaafAdolfvereeniging in 1841; schreef o.a.: Der Gustav Adolf-verein (7de dr. 1867), en redigeerde de (door zijn broeder Ernst Z., 1786 —1832) opgerichte „Allgemeine Kirchenzeitung” en de „Allgemeine Schulzeitung” en richtte zelf in 1841 het „Theologische Litteraturblatt” op.

< >