Duitsch natuurvorscher, geb. te Gotha, 11 Mei 1752, studeerde te Jena en te Göttingen, werd in 1778 hoogleeraar in laatstgenoemde plaats, tevens inspecteur der verzameling naturaliën; gedurende bijna 60 jaren lang hield hij door toehoorders van alle natiën gevolgde voorlezingen over vergelijkende anatomie, natuurgeschiedenis, physiologie en geschiedenis der medicijnen; met hem verhief zich de zoölogie in Duitschland tot wetenschap, en hij voerde het beginsel der vergelijkende anatomie in Duitschland in, deels door zijn voordrachten, deels door geschriften, als Handbuch der vergleichenden Anatomie und Physiologie (Göttingen, 1804), welk werk ongeveer in alle europ. talen werd overgebracht; belangrijk was ook zijn Geschichte und Beschreibung der Knochen des menschlichcn Karpers (1786); de natuurlijke historie der menschheid was steeds zijn geliefkoosde studie; de door hem aangelegde verzameling schedels gaf het aanzijn aan do afbeeldingen van rassenschedels in de Collectio craniorum diversarum gentium (Gött. 1790—1828), die hoewel de wetenschap sinds tot andere inzichten is gekomen, steeds nog waarde hebben. Hij bleef tot 1835 zijn academische werkzaamheden w’aarnemen en stierf 22 Jan. 1840.
Zijn Handbuch der Naturgeschichte werd vele malen herdrukt.
