lijflandsch edelman, was kapitein bij het zweedsche leger, toen hij zich in 1689 aansloot aan het gezantschap, dat bij Karel XI zich beklaagde over zijn harde maatregelen tegen Lijfland, en vervolgens, toen dit zonder vrucht geschiedde, in 1692 dit herhaalde bij' het zweedsche gouvernement te Riga. Deswegens ter dood veroordeeld week hij naar het buitenland uit, en werd in 1698 geheimraad van August II, keurvorst van Saksen en koning van Polen.
In 1702 ging hij naar Rusland tot het sluiten van een verbond tegen Zweden. Peter de Groote droeg hem verschillende diplomatieke zendingen op en stelde hem tot opperbevelhebber over de russ. hulptroepen aan. Weldra echter, verdacht van pogingen om een verwijdering te willen bewerken tusschen den czaar en August II en van geheime correspondentie met de Zweden, viel hij bij August in ongenade. Bij den vrede door dezen met Karel XII te Altranstâdt gesloten werd de uitlevering van P. bedongen. P. werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld en in 1707 op wreedaardige wijze om het leven gebracht.
