nederl. financier en politikus, geb. 1834 te Rotterdam,' promoveerde in 1857 te Utrecht in de beide rechten, werd in 1860 commies, later referendaris bij het departement van financiën, in 1867 agent bij de Nederl. Bank te ’s-Gravenhage, in 1871 directeur-secretaris der Ned.
Bank te Amsterdam, was in het kabinet-Kappeyne (3 Nov. 1877—20 Aug. 1879) minister van financiën, van 1880—1901 lid en van 1891—1901 voorzitter der Tweede Kamer, is sinds 31 Aug. 1898 minister van Staat en sinds 18 Juni 1901 lid der Eerste kamer voor Friesland. Als minister van financiën voerde hij de uitbreiding der successiebelasting tot de rechte lijn in; verder diende hij een leeningwet van 43 millioen gulden in en deed hij de voordracht tot herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen.