Joannes joseph habets

betekenis & definitie

nederlandsch geschied vorscher, geb. 27 Nov. 1827 bij Sittard, was kapelaan te Hunsel, Bunde en Berg-en-Terblijt, pastoor te Oud-Vroenhoven, 1881 tot zijn dood in 1893 rijks-archivaris te Maastricht, schreef: Jan van Weert (generaal der beiersche kavalerie) en Jan van der Croon (gouverneur van Praag, bijdrage tot de geschiedenis van den 30-jarigen oorlog, Roerm. 1862), Opkomst en voortgang der stad Maastricht (Maastr. 1864), Het vrijdorp Neeritter als eigendom der domkerk van Luik (Maastr. 1867), Houthem-Sint-Gerlach en het adellijk vrouwenstift aldaar (bijdrage tot de geschiedenis van het .voorm. land van Valkenburg, Maastr. 1869), Geschiedenis van de stad en de adellijke abdij van Susteren (Maastr. 1870), Chronyk der landen van Overmaas en aangrenzende gewesten, 1275—1507 (Roerm. 1870), Beschrijving der Loonsche leenen in het tegenw. hertogdom Limburg (de heerlijkheden Biecht, Borne, Home, Limbricht, Meerssenhaven en Stein, ald. 1871), Geschiedenis van het tegenwoordige bisdom Roermond en van de bisdommen die het in deze gewesten zijn voorafgegaan (2 dln., Roerm. 1875 v.v.), Een viertal rechtsdocumenten uit het hertogdom Limburg (ald. 1876), De echtverbintenis van Maria (Limburgsch mysteriespel, ald. 1876), De wederdoopers te Maastricht (ald. 1876), Geschiedenis van het leenhof en de leenen van Valkenburg (ald. 1885), De archieven van het hoogadellijk stift Thorn; verder verhandelingen en opstellen in nederl. en belgische vaktijdschriften.