nederl. schrijver en dichter, geb. te Rijnsburg in 1628, overl. te Rotterdam in 1692, studeerde te Leiden, waar hij zich de genegenheid verwierf van den vermaarden Petrus Scriverius. Het treurspel Johanna Gray, Koningin van Engeland, dat hij op 20-jarigen leeftijd uitgaf, getuigde reeds van zijn uitmuntenden aanleg voor de poëzie, Als geschiedkundige heeft hij zich doen kennen door Boomsche mogendheid, een opheldering van vaderlandsehe oudheden uit Gr. en Rom. gedenkstukken (1664), en door een Historie der Rijnsburgeren.
Zijn poëzie draagt veeltijds de kleur der staatsgebeurtenissen van dien tijd. Zijn Tooneelpoëzie en Poëzie (3 dln. met eene levensbeschr.) zijn in 1712 te Amsterdam uitgegeven. Gedichten, nooit voor dezen in ’t licht gezien, zijn van hem uitgegeven door Poot (Delft 1724). Zijn psalmberijming is langen tijd bij de doopsgezinde gemeente in gebruik geweest.