bijgenaamd de Zweedsche nachtegaal, zweedsch zangeres, geb. te Stockholm 1820, overl. te Malvem in Engeland 1887, studeerde aan de zangschool der kon. schouwburg te Stockholm en later te Parijs bij Garcia, Zij debuteerde in gemeld théater als Agathe in Der Freischütz (1838). In 1844, na haar verblijf te Parijs, trad zij op te Berlijn in Meyerbeer’s Das Lager in Schlesien (VEtoile du Nord), dan te Hamburg, Keulen, Kopenhagen, Weenen en eindelijk te Londen (1847), op kunstreizen ook in verschillende andere groote steden van Europa zingend.
In 1850 maakte zij met Barnum een tournée door Amerika, waar zij te Boston met den pianist Otto Goldschmidt in het huwelijk trad. De laatste maal zong zij te Dusseldorf in 1870 bij het „Rheinische Musikfest” in een oratorium van haar man: Rath. Van 1883—86 gaf zij onderwijs in den zang aan het „Royal college of music” te Londen.