fransch schrijver, geb. 11 Juli 1723 te Bort (Limousin), kwam 1745 met aanbevelingen van Voltaire naar Parijs en verwierf zich door het succes der tragedies Denys le tyran (1749) en Arislomène (1750) een gevierden naam. Madame de Pompadour bezorgde hem 1753 het secretariaat van het bouwwezen in Versailles en 1758 kreeg hij het privilege van den „Mercure”, dat hem echter wegens een satirieken uitval weer ontnomen werd.
M. bracht eenigen tijd in de Bastille door, waardoor hij in aanzien steeg; 1763 werd hij lid der Academie, 1783 secrétaire perpétuel daarvan, nadat hij reeds 1771 tot historiograaf van Frankrijk benoemd was. Na het uitbreken der Revolutie trok hij zich op zijn kleine bezitting in Abbeville bij Evreux terug, waar hij 31 Dec. 1799 overl. Zijn hoofdwerken zijn: Contes moraux (2 dln. Parijs 1761 en meerm.), Bélisaire (1766) en de saaie poëtische roman Les Incas ou la destruction de l’empire du Pérou (Par. 1778 en meerm.). Voorts schreef hij een aesthetisehe proeve, Poétique française (3 dln. 1763), en Eléments de littérature (6 dln., 1787 en meerm.). Het belangrijkste wat M. heeft geschreven, zijn zijn Mémoires (2 dln. 1800, nieuwe uitg. 3 dln.
Parijs 1891), vooral van belang voor de geschiedenis der parijsche letterkundige salons der 18de eeuw. Zijn Œuvres complètes werden door Villenave uitgegeven (7 dln. Parijs 1819—20), zijn Œuvres choisies door Saint-Surin (12 dln., ald. 1824—27).